Nederlands en Mediawijsheid moeten trouwen

Nederlands en Mediawijsheid moeten trouwen

Vooraf: een variant van deze blog staat op de weblog onderzoekonderwijs.net met als titel Online tekstbegrip Nederlands als sultan in de harem. Ook daar staan veel reacties. Interessant om daar ook even te kijken. 

Marcel Kesselring schrijft op Frankwatching een interessante blog Scholen en (social) mediawijsheid: hoe stoppen we de digitale kloof, waarin hij scholen oproept meer en beter aandacht te besteden aan wat hij noemt ” (social) mediawijsheid. Met de teneur van het betoog ben ik het helemaal eens, maar er mist wat in de redenering en in de discussie over de nieuwe vaardigheden die leerlingen zouden moeten hebben.

We zijn het er allemaal over eens dat de huidige maatschappij een kennismaatschappij is geworden, waarbij de meeste informatie digitaal wordt gedeeld. Op allerlei niveaus wordt hierbij benadrukt dat het aanleren hiervan een heel belangrijke opdracht is van het onderwijs (EU High Level Group on Literacy, 2012; European Commision, 2010). De meeste informatie halen we van internet en leren en kennis delen gebeurt veel online. Leerlingen gebruiken internet als voornaamste bron voor informatie voor werkstukken en andere schoolse taken (Beljaarts,2006). Een belangrijke vaardigheid is het begrijpen van teksten online, online tekstbegrip. Dit is een vaardigheid die in de discussies die er zijn over informatievaardigheden en mediawijsheid niet aan bod komt. Dit is zeer te onrechte. Het onderwijs moet daar aandacht aan besteden, te beginnen bij het vak Nederlands.

Marcel Kesselring geeft zeven basisvaardigheden aan die (Basisschool)leerlingen van de 21ste eeuw zouden moeten beheersen. Een daarvan is ‘digitale geletterdheid’, gedefinieerd als ” persoonlijke informatiestrategie ontwikkelen om op een kritisch zinvolle wijze de toevloed aan digitale informatie te kunnen beheersen”. Dit is een heel brede definitie die overeenkomt met de beschrijving die bij het vak Nederlands wordt gehanteerd als het gaat over taalvaardigheid: Verwerven, Verwerken en Verstrekken (Griffioen, 1975).
Ondanks de hardnekkige mythe van de digital natives, die nog te vaak in de hoofden van docenten zit, constateren we binnen het onderwijs dat leerlingen vaak niet goed in staat zijn om informatie te zoeken, beoordelen, begrijpen en toe te passen. Een belangrijke vaardigheid hierbinnen is het begrijpen van digitale informatie, online tekstbegrip. Er is anekdotisch bewijs van docenten en een groeiende hoeveelheid wetenschappelijk bewijs dat aantoont dat leerlingen problemen hebben met online teksten. In 2006 heeft PISA het tekstbegrip onderzocht van jongeren, voor het eerst zowel het begrijpen van offline (papieren) teksten als van online teksten. Een digitale tekst is in PISA 2009 een synoniem van een hypertekst, een tekst of teksten die met elkaar verbonden zijn via links waardoor de lezer van de ene tekst of tekstdeel naar het andere kan gaan (OECD, 2011). Deze vorm van teksten is dominant op internet. Uit dit PISA onderzoek blijkt dat veel leerlingen niet goed zijn in het begrijpen van online teksten. Er blijkt dat gemiddeld ongeveer 17 % van de 15 jarige leerlingen op of onder het laagste niveau scoort op de online-tekstbegriptest. Dit is zorgwekkend. Ook blijkt dat het goed scoren op de offline test (tekstbegrip van papieren teksten) niet altijd een goede voorspeller is voor de vaardigheid offline tekstbegrip. Een zelfde conclusie trekken de onderzoekers van een grootschalig onderzoek in de USA, Online Reading Comprehension Assessment (ORCA) ( Coiro, J. L. (2011). Dus het lijkt dat de vaardigheid om online teksten te begrijpen niet helemaal dezelfde is als de vaardigheid die nodig is om offline teksten te begrijpen. Dit werd al een decennium geleden geconstateerd in een rapport van de Reading Studygroup (RRSG, 2002) “[E]lectronic texts that incorporate hyperlinks and hypermedia . . . require skills and abilities beyond those required for the comprehension of conventional, linear print”. Er zijn meer resultaten van onderzoek die aangeven dat “Traditional conceptions of reading comprehension may no longer be sufficient in online reading contexts.(…) (Coiro, 2011, p. 3).

Maar het onderwijs besteedt hier nog geen aandacht aan. Dus vergelijkbaar met wat Marcel in het algemeen stelt, namelijk dat het onderwijs geen aandacht besteedt aan Mediawijsheid in zijn volle breedte, stel ik dat er zeker aandacht zou moeten zijn voor online tekstbegrip. En hier zie ik een duidelijke rol voor de docent Nederlands. Tekstbegrip is in het VO een taak van de docent Nederlands. Het staat expliciet in de eindtermen en de kerndoelen van het vak in de domeinen leesvaardigheid en argumentatie. Ook vraagt de overheid dat het onderwijs meer aandacht besteedt aan tekstbegrip.

Een van de verklaringen voor de problemen met online tekstbegrip is dat online teksten heel andere kenmerken hebben dan offline teksten. Er is dus sprake van nieuwe tekstsoorten. Een paar belangrijke verschillen zijn dat (1) online teksten niet lineair zijn opgebouwd. Het is geen tekst met inleiding, kern en slot, zoals we op school leren, (2) online teksten vaak niet een tekst zijn, maar een cluster van teksten of tekstdelen, verbonden via hyperlinks, (3) er nieuwe tekstsoorten zijn als websites, blogs en tweets, met hun eigen kenmerken, (4) teksten vaak online en in samenwerking worden geschreven. Er is sprake van een tekst met meerdere, wisselende auteurs, (5) online teksten meestal multimediaal en multimodaal zijn en (6) online teksten snel veranderen. Daarom vragen online teksten nog meer de vaardigheid kritisch lezen dan offline teksten.
Een tweede verklaring is dat de online tekstbegripsvaardigheid ook andere en soms complexere vaardigheden vraagt dan offline tekstbegrip, bijvoorbeeld navigatievaardigheden, kennis van nieuwe tekststructuren en kunnen omgaan met multimedia. Vooral onderzoek van Leu, Coiro en collega’s laten dit zien.

In het VO wordt tekstbegrip onderwezen bij het vak Nederlands. Het blijkt dat er bij het aanleren van tekstbegrip geen enkele aandacht wordt besteed aan deze nieuwe tekstsoorten en -kenmerken en aan de nieuwe vaardigheden om met deze teksten om te gaan. We zien dat er in de eindtermen Nederlands nergens sprake is van aandacht voor online teksten en online tekstbegrip, ook in de Concretisering Referentieniveaus Nederlands wordt er bij leesvaardigheid geen melding gemaakt van online teksten en tekstbegrip (Meestringa, Ravesloot, & Vries, 2010), in de lesmethodes, in de toetsen en de examens wordt er geen gebruik gemaakt van online teksten en ook in het onderzoek gericht op het vak Nederlands is tot aan 2008 geen onderzoek naar online teksten en online tekstbegrip (Bonset en Braaksma, 2008). Ook In de vaktijdschriften en de vakcommunity Nederlands wordt nog niet gepraat over online tekstbegrip en de taak van de docent Nederlands daarbij.
Gelukkig begint de interesse wat toe te nemen. Ik heb in 2011 en 2012 ( in 2011 samen met Amber Walraven), op de conferentie Het Schoolvak Nederlands een keynote / presentatie verzorgd over online tekstbegrip /  informatievaardigheden, waar veel interesse voor was. Ook zien we recent dat hier en daar informatie- en onderzoeksvaardigheden als losse, ondersteunende vaardigheden worden geïntroduceerd in schoolboeken voor het vak Nederlands. Maar deze cursussen gaan alleen in heel globale zin over het documenteren (zoeken van informatie online) en omgaan met internet. Het begrijpen van online teksten wordt bij de onderdelen leesvaardigheid en argumentatie niet betrokken. Er is geen samenhang / integratie tussen deze cursussen / hoofdstukken en de vaardigheid leesvaardigheid / tekstbegrip.

We zien wel activiteiten vanuit andere disciplines. Er wordt onderzoek gedaan naar informatievaardigheden (Walraven,2008; Brand-Gruwel, Wopereis, & Walraven, 2009) en Mediavaardigheden. Brand-Gruwel et al (Brand-Gruwel et al., 2009) hebben een model ontwikkeld voor Information Processing using Internet (IPS-1 model). Het model gaat uit van de gedachte dat een internetgebruiker een vraag (informatieprobleem) heeft, op zoek gaat naar informatie, dit verwerkt en daarna er iets mee doet. Je hebt dan de fasen Probleemdefinitie / Vraag bedenken – Zoeken – Informatie bekijken en beoordelen – Informatie gebruiken. Dit model lijkt sterk op de definitie van Leu et al (2008) van Online Tekstbegrip (Online Reading Comprehension) “ a web-based inquiry process involving skills and strategies for locating, evaluating, synthesizing, and communicating information with the Internet”. En dit IPS-i model komt sterk overeen met het binnen het vak Nederlands al decennia gehanteerde model van taalvaardigheid van Verwerven, Verwerken en Verstrekken. In het IPS-i model krijgt het tekstbegripsaspect, dat in alle fasen aan de orde is, maar met name in de fase Verwerken van gevonden informatie, geen expliciet aandacht. In hun model is tekstbegrip (in het model reading skills) bij het hele IPS proces een ondersteunende vaardigheid, die als bekend wordt verondersteld. Maar zoals we inmiddels weten is deze vaardigheid nog niet op orde bij veel leerlingen.

Kortom, we zijn het erover eens dat het goed kunnen omgaan met informatie online een heel belangrijke vaardigheid is en dat het onderwijs hier nog nauwelijks aandacht aan besteedt. Ik stel dat het begrijpen van online informatie nog niet in beeld is en ook in de publicaties over informatievaardigheden en mediawijsheid niet duidelijk wordt benoemd. Het vak Nederlands zou in het VO de plaats moeten zijn waar deze vaardigheid zou moeten worden aangeleerd. Natuurlijk is het van groot belang bij alle vakken en het zou geïntegreerd moeten worden in alle vakken. Dit is een opdracht die we ook met tekstbegrip van offline teksten hebben en die we proberen te bereiken in onze pogingen tot taalbeleid. Ten slotte denk ik dat het geen goede weg is om losse cursussen informatievaardigheden te gaan geven, omdat de transfer tussen losse cursussen altijd erg laag is.

Dus Nederlands, Informatievaardigheden en Mediawijsheid zouden moeten trouwen. Laten we gaan daten! Ik sta er klaar voor.

Voor de nieuwe lezertjes van mijn edublog: Ik doe promotieonderzoek naar Online Tekstbegrip (mijn berichten op dit edublog staan hier bij elkaar). Dit doe ik naast mijn baan als docent Nederlands in het VO.

Referenties

Bayne, S., & Ross, J. (2007). The ‘digital native’and “digital immigrant”: a dangerous opposition. Education (SRHE).

Brand-Gruwel, S. (2006). Integration of the information problem solving skill in an educational programme: The effects of learning with authentic tasks. Tech. Inst. Cognition and Learning4, 243–263.

Brand-Gruwel, S. (2012). Leren in een digitale wereld: uitdagingen voor het onderwijs. Open Universiteit, 1–40.

Brand-Gruwel, S., Wopereis, I., & Walraven, A. (2009). A descriptive model of information problem solving while using internet. Computers & Education53(4), 1207–1217.

Clemens, J., & Walraven, A. (2011). Aandacht voor digitale geletterdheid: een nieuwe uitdaging voor het onderwijs. Presented at the 25ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands. Retrieved from http://taalunieversum.org/onderwijs/conferentie_het_schoolvak_nederlands/bundels/

Coiro, J. L. (2011). Predicting Reading Comprehension on the Internet: Contributions of Offline Reading Skills, Online Reading Skills, and Prior Knowledge. Journal of Literacy Research, 1–42.

Coiro, J. L., & Kennedy, C. (2011). The Online Reading Comprehension Assessment (ORCA) Project: Preparing Students For Common Core Standards and 21st Century Literacies. Internal Publication the ORCA Project New Literacies Research Team.

Coiro, J. L., Knobel, M., Lankshear, C., & Leu, D. J. (2008). Central issues in new literacies and new literacies research. In Handbook of Research on New Literacies. Lawrence Erlbaum Associates, Taylor & Francis Group.

EU High Level Group of Experts on Literacy. (2012). Final Report, September 2012 (p. 120). Luxembourg: Publications Office of the European Union.

European Commission. (2008). Digital Literacy

Griffioen, J. (1975). Zeggen-schap. Grondslagen en een uitwerking van een didactiek van het Nederlands in het voortgezet onderwijs. Tjeenk Willink Wolters Noordhoff.

International Reading Association. (2009). New literacies and 21st century technologies: A position statement of the International Reading Association. Newark, DE

Leu, D. J., Coiro, J. L., Castek, J., Hartman, D. K., Henry, L., & Reinking, D. (2008). Research on instruction and assessment in the new literacies of online reading comprehension. Comprehension Instruction: Research-Based Best Practices, 321–346.

Meestringa, T., Ravesloot, C., & Vries, H. de. (2010). Concretisering referentieniveaus schrijven lezen VO, 1–124.

OECD. (2011). PISA 2009 Results: Students On Line (Vol. VI, p. 395). OECD Publishing.

Rouet, J.-F., Lowe, R., & Schnotz, W. (2008). Understanding Multimedia Documents. (J.-F. Rouet, R. Lowe, & W. Schnotz, Eds.). Boston, MA: Springer US.

Voogt, J., & Roblin, N. P. (2010). 21st Century SkillsDiscussienota Zoetermeer: Kennisnet.

Walraven, A. (2008, December 19). Becoming a critical websearcher. Open Universiteit Nederland.

Walraven, A., Brand-Gruwel, S., & Boshuizen, H. P. (2008). Information problem solving a review of problems students encounter and instructional solutions. Computers in Human Behavior24, 623–648.

 

29 thoughts on “Nederlands en Mediawijsheid moeten trouwen

  1. Beste collega,
    Zeer interessante blog die ik graag zal blijven volgen en het belang van tekstbegrip onderschrijft!
    IDM & SPM starten op de Haagse Hogeschool in september 2013 een hogeschoolbrede minor onder de naam “Zoeken in de mist” waar we studenten, met behulp van digitale middelen helpen onderweg te gaan naar hun passie. Kritische reflectie van jouw kant wordt zeker op prijs gesteld.
    Hierbij de uitnodiging om als collega aan te sluiten.
    We gaan je op de hoogte houden, een date mogelijk in het verschiet?
    Erwin

  2. Ja! Geen Nederlands zonder mediawijsheid, geen mediawijsheid zonder Nederlands.

    Btw, is Nederlands ook niet al veel langer een servicevak voor alle andere vakken? Dus …

    1. Zeker is Nederlands de koningin van de vakken, Janien 😉 En we moeten nog harder werken aan taalbeleid bij alle vakken. Jammer dat er weer los van elkaar wordt gewerkt aan het begrijpen en gebruiken van informatie online. Maar daar gaan we aan werken. toch? Groet

  3. Net zo min als ‘papieren tekstbegrip’ bij iedereen vanzelf komt, is dat ’t geval bij online tekstbegrip. Aangezien veel docenten en diensten hiermee nog niet vertrouwd zijn, lijkt me jouw onderzoek – en in de tussentijd dit blog – van belang om deze vaardigheid, die inderdaad breed generiek ondersteunend is, onder de aandacht te brengen. Online tekstbegrip is noch ‘Nederlands’, noch mediawijsheid, maar lijkt wel een overlappend gebied in beide disciplines: daardoor wellicht lastig te benoemen en in te roosteren (altijd nog ’n belangrijke succesfactor in ons onderwijs).

    Heeft je optreden in Brugge nog mooie dingen voor je onderzoek opgeleverd?

  4. Het wordt zeker tijd dat het vak Nederlands de eenentwintigste eeuw in gaat. Een waardevol onderzoek en zeker de moeite waard om voor te vechten. Ik hoop dat het ook verder gaat dan IPS-1. Welke strategieeen moeten zwakke lezers inzetten om online tot een goed begrip te komen?

    1. Zeker, daar gaan we aan werken, Sonja. We hebben nu toch wat meer tijd om op schoolniveau aan het werk te gaan, omdat ik een halve dag minder tijd krijg van de school om aan promotieonderzoek te werken 😉 Maar voor de vulling daarvan hebben we goede ideeën, toch?

  5. Zeker is Nederlands de koningin van de vakken, Janien 😉 En we moeten nog harder werken aan taalbeleid bij alle vakken. Jammer dat er weer los van elkaar wordt gewerkt aan het begrijpen en gebruiken van informatie online. Maar daar gaan we aan werken. toch? Groet

  6. @Jeroen,
    Ik ben het – natuurlijk – met je eens dat we (meer) aandacht moeten besteden aan ‘online tekstbegrip’. En ook dat het logisch is dat bij het vak Nederlands daarop in wordt gegaan. Maar ik denk niet dat dat het enige vak moet zijn: om ‘wijs’ te worden moet je elke dag en in verschillende situaties opnieuw reflecteren op wat je doet. Daarnaast loop je het risico dat je door één aspect van mediawijsheid te koppelen aan één vak, scholen dat zien als excuus om geen aandacht meer te besteden aan dat aspect en andere aspecten van mediawijsheid binnen de andere vakken.

    Ik wil er dus voor pleiten dat mediawijsheid geen huwelijk aangaat met Nederlands, maar dat mediawijsheid er een harem op na gaat houden 😉

    1. Natuurlijk is integratie altijd het beste. Zo proberen we al heel lang taalbeleid voor elkaar te krijgen zodat taal in alle vakken aandacht krijgt. En dat lukt een beetje, maar vaak ook niet.
      Wat ik daarom voorsta is dat Nederlands het idee wat tekstbegrip is uitbreidt en ook online teksten en online tekstbegrip in het curriculum opneemt. De teksten zijn anders en de vaardigheden zijn ook niet hetzelfde. Tekstbegrip is een van de kerndomeinen van Nederlands. Daarnaast moet mediawijsheid in zijn volle breedte steeds en overal aandacht krijgen, natuurlijk.

    2. Margreet, Nu we het toch over harems hebben. Dan zou ik willen dat Nederlands de haremhouder is en de rest de haremdames of -heren.
      Het onderwijs redeneert nog steeds vanuit vakken en daar moeten we rekening mee houden, ook al vind je dat een misvatting.

  7. @ Margreet
    Geweldig, dat van die harem.

    Een bedenking: wat te zeggen van taalgericht vakonderwijs? In ’taalgericht’ zit online tekstbegrip als van nature ingebakken toch. En neen, mediawijsheid is geen vak apart. Maar Nederlands – nog altijd de koningin der vakken, zoals Jeroen terecht 😉 opmerkt – kan toch best een voortrekkersrol spelen omdat het zoveel domeinen bestrijkt (taal, literatuur, kennis van de wereld) en taalvaardigheden traint (luisteren en spreken, lezen en schrijven, kijken), en dus per definitie niet anders kan dan ook sociale media te integreren. Jeroen en ik hebben dat de laatste jaren (experimenterend) gedaan via onze edublogs en wiki’s die ook in onze lessen geïntegreerd waren, en via leerlingenblogs en leerlingenfilmpjes op Youtube (leesportfolio). Met zijn allen samen het web op – in blended learning. Noem het open delend, connected,

    Terzake, terug naar Jeroens onderzoek. Ik kan Toon van der Ven niet goed volgen waar hij stelt dat online tekstbegrip “noch ‘Nederlands’, noch mediawijsheid” is. ? Hoezo? Behoort het lezen van teksten – dus ook online – niet tot de basisvaardigheden binnen de taalvakken, en dus ook van ‘moedertaal’, van het vak Nederlands?! Online lezen, informatievaardigheden, en online tekststudie (taalbeschouwing) dienen uit de aard van de zaak beoefend, getraind en bestudeerd in het vak Nederlands. Steeds mediawijzer worden is inherent aan het vak. En wat de andere vakken betreft, taalgericht vakonderwijs kan in dit ‘nieuwe lezen’ zijn vakgebonden accenten leggen.

    Jeroens onderzoek naar online tekstbegrip in het VO komt echt niet te vroeg: alle wetenschappelijke ondersteuning om een beter inzicht te krijgen in het online leesproces en de verwerking van online tekst is meer dan welkom voor de leraar die zijn leesdidactiek wil verfijnen en vernieuwen. Ook en vooral voor de leraar Nederlands. 😉

  8. Misschien leuk om binnen deze discussie te melden dat in de nieuwe editie van Nieuw Nederlands Tweede Fase expliciete aandacht is voor omgaan met online bronnen en mediawijsheid: het schrijven en analyseren van de ’tekstsoort’ webtekst komt aan de orde, maar ook zoeken op internet, mediawijsheid etc. Een stap in de goede richting lijkt me!

    1. het is een stapje, maar de integratie met leesvaardigheid / schrijfvaardigheid is er niet en leerlingen hebben veel last van systeemscheiding. dat kan veel beter, dus. erover praten is OK.

  9. Hoi Jeroen,
    Sterke boodschap. Mijn beeld is dat mediawijsheid en tekstvaardigheid vakoverschrijdende competeneties zijn, en vakoverschrijdend werken is in Nederland en Vlaanderen nog niet erg sterk in het VO. Misschien is daarom de basisschool de aangewezen plaats om het al eens over media- en tekstsijsheid te jebben?
    Naast de discussie over in welk schoolvak er aandacht moet zijn voor mediawijsheid en leesvaardigheid, is er natuurlijk ook de vraag of leerkrachten zich voldoende bewust zijn van de eigenheid van online tekstbegrip, en eventuele tekorten bij leerlingen voldoende kunnen signaleren en interpreteren, en later remediëren. En voelen docenten zich competent en zelfzeker genoeg op deze domeinen?
    Nog veel onbeantwoorde vragen, sud.
    Steven

    1. Ik ben het helemaal met je eens Steven. Ik vind ook dat taalbeleid in brede zin veel meer aandacht moet hebben in het onderwijs. En mediawijsheid is misschien zelfs taalbeleid+. Maar nu ik weer zelf lesgeef in het VO zie ik dat de meeste collega’s dit besef niet hebben. IK begin nu maar aan de traditionele kant, als het vak Nederlands als een van de belangrijkste doelstellingen het verbeteren van tekstbegrip heeft, dan moeten we in de huidige tijd online tekstsoorten en tekstbegrip in ons curriculum opnemen.

    1. ik denk dat er van twee zaken sprake is: (1) alle nieuwe media en alle nieuwe manieren van informatie delen / kennisconstructie en communicatie moeten geintegreerd worden in alle vakken. Dus geen aparte vakken Mediavaardigheid etc
      (2) Online tekstbegrip is een uitbreiding van (gewoon) tekstbegrip in een anders situatie met andere tekstsoorten. Tekstbegrip is een hoofddoel van het vak. Nederlands moet hier zijn verantwoordelijk nemen en online tekstbegrip toevoegen aan het curriculum van dit vak.
      QED

  10. Wat te denken van online tekstbegrip op de basisschool. Van oudsher worden daar vanaf groep 4 jaarlijks opdrachten voor spreekbeurten, boekbesprekingen en projecten gegeven, waarvoor kinderen een onwaarschijnlijk niveau moeten hebben als het gaat om online en offline tekstbegrip. Maar op school wordt daar geen onderwijs ingegeven. Een groot deel van die opdrachten wordt uitgevoerd door ouders. Nu het begrijpend lezen in het basisonderwijs aan herziening toe is -de strategische methodes blijken toch niet het ei van Columbus zoals we begin jaren negentig dachten- is er alle ruimte voor het integreren van online tekstbegrip. Als het er dan toch van gaat komen, dan graag een doorgaande lijn van PO naar VO.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *